Ongelukkig gekozen
We kunnen ons leven vormgeven zoals we maar willen. Maar maken al deze keuzes ons, paradoxaal genoeg, niet ongelukkiger?
‘Wat wil je later worden?’ In mijn herinnering was ik zes toen ik voor het eerst een antwoord op die vraag moest geven. Ik koos voor ‘dolfijnentrainer’, net zoals zeven andere meisjes in de klas, want dolfijnen zijn leuk en rondspartelen in een zwembad ook.
Dat is het, goh, nooit geworden. Maar over wat ik wel wilde worden, heb ik tot mijn afstuderen kunnen piekeren. En ik ben niet de enige. Mijn generatiegenoten, de twintigers, lijken een fantastisch leven te hebben. Volgens hun instagrampagina tenminste. Ondertussen lijk we ons allemaal af te vragen of we wel de juiste studie-, werk- en partnerkeuze hebben gemaakt. En of we wel naar de juiste feestjes gaan (#fomo, fear of missing out) en of we niet te weinig doen (hallo, burn-out!). Logisch, want er zijn eindeloos veel mogelijkheden, dus je bent wel een sukkel als je er juist nu niks van maakt. Maar is het niet precies die overdaad die ons verstikt? Zou het leven niet heel wat fijner zijn als er niet zoveel te kiezen viel?
De uitvinding van geluk
Wil je terug naar het begin van de keuzestress, dan moet je naar de tijd voor de achttiende eeuw, vertelt emotiehistoricus Inger Leemans van de Vrije Universiteit Amsterdam. Pas na 1700 gingen mensen geluk zien als iets waar je naar kon streven. En daarbij hoort: de juiste keuzes maken om gelukkig te worden. ‘In de middeleeuwen was geluk iets wat je overkwam, niet iets dat je maakte’, vertelt Leemans. ‘Het geluk lag in de hemel, en als het al op aarde kwam, dan was het omdat God jou dat gunde. Je had niet het idee dat je er zelf iets aan kon doen.’
In de achttiende eeuw veranderde dat. Het was de tijd van de Verlichting. De wetenschap nam een vlucht, vrijheid en gelijkheid werden belangrijke idealen en kennis nam de plek in van geloof. Het leven was niet langer een door God uitgestippeld voorspel van het hemelse bestaan, maar steeds meer iets waar je zelf invulling aan gaf. ‘Door de Verlichting begonnen we te geloven dat het leven maakbaar is en dat we er zelf voor kunnen zorgen dat we gelukkig worden’, zegt Leemans. ‘Tegelijk kwam de consumptiemaatschappij op. De elite en de middenklasse werden rijker en rijker en konden meer en meer kopen. Er kwam koffie, thee, chocolade, stoffen van over de hele wereld. Mensen waren bereid om daar harder voor te werken zodat ze meer producten konden aanschaffen. Zo konden ze zich onderscheiden van hun buurman de hertog.’ Het bracht wel meteen ook een andere kant van de medaille met zich mee: mogelijk verkeerde keuzes. Zoals de verkeerde beleggingen doen, de verkeerde kleren dragen of het verkeerde parfum opspuiten.
Steeds meer keuzes
Toch waren de keuzes lang nog vrij beperkt, mailt socioloog Richard Zijdeman van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. ‘Er was vroeger inderdaad minder te kiezen, maar dat leidde tot rigoureuze keuzes. Als je maar één soort werk kon en daar was geen baan in te vinden, dan moest je migreren naar een stad waar wel werk voor je was.’
Eind negentiende eeuw begon dat te veranderen. Er kwam steeds meer vrijheid om iets anders te doen dan je ouders. Je kon het zelfs middenin je leven nog over een andere boeg gooien. Zijdeman: ‘Als je de banen van kinderen vergelijkt met die van hun ouders, kun je een correlatie berekenen. Hoe hoger dat getal, hoe meer de banen qua aanzien op elkaar lijken. In de negentiende eeuw was de correlatie nog rond de 0,7. Dat nam steeds verder af, tot het in de jaren negentig rond de 0,3 was.’ De kans dat je hoger of lager op de sociale ladder eindigde dan je ouders, werd de afgelopen eeuw dus steeds groter. Of met andere woorden: je afkomst werd steeds minder van belang, je keuzes juist steeds meer. Waarbij Zijdeman wel opmerkt dat de correlatie tegenwoordig weer toeneemt.
Meer keuze, meer beter?
Op het eerste gezicht lijkt dat fantastisch. Wie hard werkt, kan alles bereiken. En we hoeven niet langer ons leven te laten bepalen door ons geslacht en onze afkomst. Toch is al die keuze niet alleen leuk. Sterker: een overdaad aan keuzes maakt minder gelukkig. Dat komt door drie dingen, schrijven psychologen Adam Grant en Barry Schwartz van onder meer Swarthmore College (VS) in een vakbladartikel uit 2011: spijt, gemiste kansen en te hoge verwachtingen. Hoe groter het keuzeaanbod, hoe groter de kans dat je de verkeerde keuze maakt en hoe groter het aantal opties dat je moet afschieten, inclusief de mogelijke voordelen daarvan. Tot slot zijn je verwachtingen ook hoger als er meer te kiezen valt.
Bang voor je status
Dat leidt tot een nieuw soort angst waarmee we worden geconfronteerd, stelt de Britse filosoof Alain de Botton: statusangst. Omdat we denken dat ons leven maakbaar is, kunnen we niet meer simpelweg gelukkig zijn met wat we hebben. Een middeleeuwse boer had misschien geen prettig leven, maar hij hoefde zichzelf in ieder geval niet te verwijten dat hij niet van adel was. De moderne mens heeft dat voordeel niet. Er stroomt geen blauw bloed door de aderen van Mark Rutte, J.K. Rowling of Linda de Mol. Hun succes is te danken aan talent en hard werk. Als wij vastzitten in een saai baantje zonder enige status, lijkt dat vooral aan onszelf te wijten. ‘Met de opkomst van geluk, kwamen ook emoties als irritatie, frustratie en verveling op. Dat ligt in elkaars verlengde. Als je denkt dat je je geluk kunt nastreven, dan kan het heel frustrerend zijn als het niet lukt’, zegt Leemans.
Ook die trend is terug te leiden tot de achttiende eeuw, vertelt de historicus. ‘Al in die tijd heb je verhalen over mensen die constant de verkeerde keuzes maken en daardoor slecht eindigen. Vaak zijn dat vrouwen die aan het eind van het verhaal sterven. En in moderne verhalen zie je dat ook. Er wordt enorm veel nadruk gelegd op het belang van de eigen keuze.’
Er is dus niet alleen een steeds grotere berg keuzes, maar ook de druk om goed te kiezen wordt opgevoerd, want je wilt geen loser zijn. ‘Als ik naar mijn studenten kijk, zie ik ze steeds vroeger bedenken welke keuze gaat leiden tot welke keuze. De routes die zijn uitgestippeld zijn al zover bedacht’, merkt Leemans op. ‘In onze tijd deed je iets en zag je wel wat het effect was. Dat heeft ook een bepaalde prettige kortzichtigheid.’
Pumpkin spice geeft geluk
Hoe is dat zo gekomen? Deels door onze fijne meritocratie waar iedereen alles mag worden, als je je maar weet te bewijzen. Maar er lijkt nog een schuldige aan te wijzen in deze keuzestress: de markt. ‘Hoe fijn is het voor de economie om 1600 verschillende producten aan te bieden?’, zegt Leemans. ‘De markt is een heel belangrijke speler in het constant pushen dat het belangrijk is om gelukkig te zijn, want daarmee kunnen ze producten verkopen. De markt wil dat we emotioneel zijn, dat we nadenken over een kopje koffie als iets dat ons gelukkig of ongelukkig maakt. Ik denk niet dat in 1910 iemand zijn geluk af liet hangen van luchtig melkschuim en pumpkin spice.’
En ook filosoof De Botton wijst naar de link tussen onze statusangst en de neiging tot kopen: met dure auto’s, grote huizen en ander goed materiaal proberen we ons een plekje in de wereld in te vechten. Vooral in de Verenigde Staten, land van de American Dream, lijk je je status af te meten aan de grote van je huis en het prijskaartje van je auto.
Liever niet kiezen?
Stel dat we dit nu eens helemaal anders zouden doen. We zeggen adieu tegen onze #fomo en statusangst en beperken keuze weer tot een vooroorlogs niveau. Je krijgt de baan van je ouders, je woont je leven lang in dezelfde gemeente en voor je partner kies je iemand van de plaatselijke sportclub. Voetbal of tennis, de rest schaffen we af. Zou dat ons gelukkiger maken?
Er zijn vast wel mensen die gelukkig zouden worden van de baan van hun ouders. En die graag gaan voetballen en daar de liefde van hun leven tegenkomen. Maar voor veel van ons zou een leven zonder keuzes waarschijnlijk maar matig uitvallen. ‘Je kunt niet ontkennen dat keuzes ons leven beter maken. We hebben zo onze toekomst in handen en kunnen bijna precies krijgen wat we willen in elke situatie’, schrijft psycholoog Barry Schwartz in zijn boek The Paradox of Choice. En in dat artikel uit 2011 beschrijft hij, samen met collega Grant, dat de relatie tussen keuze en geluk de vorm van een omgekeerde U heeft: geen keuze maakt ons ongelukkig, maar te veel keuze ook.
Dan wordt de hamvraag: waar ligt het keuze-optimum? Hoeveel studies, potentiële partners of toekomstige carrières moet je afwegen om gelukkig te worden? Daar is geen pasklaar antwoord op. Weet je precies wat je wil, dan is het waarschijnlijk geen enkel probleem als je keuzelijst langer dan je arm is. Maar lig je ’s nachts wakker omdat je je afvraagt of je toch beter iets anders had moeten kiezen, dan had je mogelijk geprofiteerd van een leven met minder mogelijkheden. Een voordeel: in deze vrijheid kun je altijd nog kiezen voor minder keuze.